Turquoisineparkiet - Neophema pulchella

 

De Turquoisineparkiet is een van de meest voorkomende soorten Neophema’s  bij de kwekers in Nederland. Wat ook wel begrijpelijk is. De kleurenpracht en het gedrag van de vogel, maakt het een lust om te zien in de volières. Iedere kromsnavel liefhebber heeft hoogstwaarschijnlijk nu of in het verleden wel een koppeltje in zijn/haar collectie gehad. Met dit artikel willen we u graag (opnieuw) kennis laten maken met deze neophema parkiet.

 

 

Verspreiding:

Turquoisines komen in een relatief klein(voor Australische begrippen) gebied voor in het zuidoosten van Australië. Van Brisbane(Queensland) tot in Victoria en het zuidoosten van New South Wales. Als we gaan opzoeken wat voor klimaat er heerst in hun leefgebied dan komen we er snel achter dat dit zeer uiteenlopend is van een mild zeeklimaat tot tropisch.

 

Lengte:

20- 21 cm maar in de nieuwe standaard 24 cm.

 

Algemeen:

Turquoisine parkieten zijn niet in grote aantallen aanwezig in hun leefgebied. Sommige auteurs geven aan dat ze zeer zeldzaam zijn, maar dit is ook wat overdreven. Ze worden aangetroffen op berghellingen, heuvelruggen of langs waterlopen. Ze komen paarsgewijs of in kleine groepen voor, maar bij het water worden wel groepen van dertig vogels waargenomen. Ze houden van een siësta. Tussen 12 uur in de middag tot het midden van de namiddag zitten ze rustig in bomen en struiken, de rest van de dag zoeken ze op de grond naar voedsel en eten dan van graszaden die kort aan de grond staan. Ze voelen zich het best thuis op de grond en voeden zich dan met heide, muur (stellaria- media  het kruipertje) en zitten bijna nooit in grasstengels ver boven de grond. Te midden van de groene kruiden en grassen  zijn ze nauwelijks zichtbaar, maar tegen het einde van de zomer, als het gras verdroogd, vallen hun groene kleuren duidelijk op.

 

Geluid:

Een zacht alhoewel doordringend tweelettergreep geluid.

 

Nestelen:

De balts is niet opzienbarend (spectaculair) de man spreidt zijn staart, waardoor de gele staartpennen goed zichtbaar zijn, daarna benadert hij de pop om daarna tot voeren over te gaan. Er worden ook paringen op de grond waargenomen. Het broedseizoen is van augustus tot december. Ze nestelen in een uitgeholde boomstronk, schuttingpalen, waar de eieren op vermolmd hout worden gelegd of zelfs in holen in de grond. In de volière waar de bodem is bedekt met ophoog of metselzand graven ze ook wel gaten. De broedtijd duurt ongeveer  18 a 20 dagen en alleen de pop broed de eieren uit. Deze zit zeer vast. De jongen vliegen tussen de 4 en 5 weken uit en worden dan nog een paar weken door de ouders gevoerd. Hun volwassen verenkleed krijgen ze na ongeveer 5 maanden. Bij sommige jonge mannen zijn direct al rode veertjes te zien of bijna een gedeelte van de rode vleugelbalk. Maar het duurt nog wel een jaar wanneer hun verenkleed op z’n mooist is.

 

In gevangenschap:

Hoewel een turquoisine parkiet niet veel eisen stelt aan de huisvesting en een goed klikkend koppel al vrij snel over gaat tot broeden zijn er toch wel wat spelregels die we in acht moeten nemen. Zo is een droog en tochtvrij hok geen overbodige luxe. Kou is geen probleem voor de vogel maar met tocht en vocht hebben de meeste vogel soorten toch wel problemen, zo ook de turquoisine parkiet.Wat betreft de afmeting van de volière of broedhok lijken ze ook niet echt veel eisen te stellen. In een broedhokje van 100 x 50 x 40 cm (LxHxB) worden al goede broedresultaten gehaald. Alleen als liefhebbers moeten we ons dan wel afvragen of de vogels dan wel helemaal tot hun recht komen, aangezien de turquoisine parkiet geen behendige klimmer is maar juist erg graag de vleugels spreidt om zijn vliegkunsten te tonen. We zijn dan ook van mening dat ze het beste tot hun recht komen in een volière/vlucht van +/-  200 x 200 x 60 cm(LxHxB).  Vogels houden in deze afmeting van de huisvesting zal er alleen aan bijdragen dat we nog meer plezier aan onze hobby zullen beleven. Aan het broedblok wordt ook geen grote eisen gesteld. In een blok van 15 x 15 en 30 cm hoog  worden met gemak nesten van vijf á zes jongen groot gebracht. Een groot blok is zelfs af te raden i.v.m. met te snel afkoelen van de eieren of van de jonge wanneer de pop uit het blok is. Het broedseizoen begint voor menig kweker al begin februari  of zelfs eerder, maar een groot deel start pas eind maart begin april. Voor de vroege kweker is het zeker aan te raden om een niet te groot blok te nemen, want de temperaturen kunnen dan nog erg laag zijn.

 

Ziektes:

Net als de andere neophema parkieten is de turquoisine parkiet gevoelig voor ziektes. Maar degenen die met meerdere neophema soorten kweken vinden dat het bij de turquoisine parkiet aanzienlijker minder is dan bij voorbeeld de splendid parkiet. Veel voorkomende ziekten zijn paramyxo en papagaaienziekte. Daarnaast komt het nog weleens eens voor dat de vogels door onverklaarbare reden mager worden en sterven. Hierover zijn vele ideeën over waar het door komt maar zekerheid erover is er niet. Belangrijk is wel de hygiëne in het hok. Op tijd een goede schoonmaakbeurt en steeds zorgen voor schoon voer en water is een must. Dit mogen we natuurlijk  niet verwarren  met een steriel hok want net als ons mensen moeten de vogels ook antistoffen kunnen aanmaken.

 

KEURTECHNISCHE AANWIJZINGEN (K.T.A.)

 

Wildkleur:

Turquoisine parkieten moet vol van model zijn. Soms zien we erge iele vogels. Wanneer we ze van zijaanzicht bekijken, moet er voor de vleugelbocht nog een stukje borst waarneembaar zijn, dan is het model in orde. Ook bij vooraanzicht moet de borst goed gevuld zijn  en aansluiten tegen de vleugels. Wanneer men tussen de vleugels in kan kijken is de vogel ook te smal. De pop is qua formaat iets kleiner dan de man, maar moet ook aan dezelfde eisen voldoen qua modeltype. De ruglijn moet recht zijn vanaf de achterkop tot en met de staart. Regelmatig zien we een knik in de nek en ook een constant afhangende staart is een fout. Let wel op het is eigen aan parkietachtige soorten om de staart te laten hangen wanneer ze in rust zitten. Door de vogel te laten verspringen kan men waarnemen of dit constant is. Ook de kopvorm moet goed passen bij het lichaam. Poppen hebben een iets kleinere kop, maar  dit mag niet storend werken ten opzichte van het lichaam. De nek moet goed gevuld zijn. Ook de borstlijn moet een strakke gebogen lijn zijn ,vanaf de ondersnavel tot aan de onderstaart. Te zwaar in borst en onderlijf komt zelden voor, wel dat er een inval in de borst zit.Een goede conditie is uiteraard een eerste vereiste voor elke tentoonstelling

 

Wildkleur man (groen):

De borstkleur moet helder diep geel zijn. Vooral bij jonge vogels zien we regelmatig een groene waas op de borst, dit is een kleurfout. Ook een kleurfout  bij jonge vogels is de bruine omzoming van de onderste dekveren. Dit moet egaal donkergrasgroen zijn, zowel bij man als pop. Waar zeker op gelet moet worden is de buikkleur; deze moet zuiver geel zijn, zonder enige rode aanslag. Vooral tussen de poten zien we dit regelmatig, dit is een ernstige kleurfout. De donkergrasgroene lichaamskleur moet egaal zijn en niet vlekkerig overkomen. De omzoming op de voorzijde moet duidelijk, scherp en regelmatig aanwezig zijn,op de buik is dit vager. De rode vleugelbalk bij de man, moet strak zijn afgelijnd. Wanneer de vogel in rust zit verberg hij de vleugelbalk vaak, door de vogel te laten verspringen wordt deze zichtbaar. De vleugelbocht is op de rand kobaltblauw overgaand in diep ultramarijnblauw. Bij de man zien we ook verschil  in het masker; rond de snavel en op de schedel is dit diep ultramarijnblauw en in de wangen diep hemelsblauw.

 

Wildkleur pop (groen):

De borstkleur moet egaal diep grasgroen zijn, vaak is deze te licht van kleur en loopt het geel van de buik door in de borst. Dit is een kleurfout, ook het tonen van een blauwe waas in de borst is een kleurfout. De buik moet zuiver geel zijn, zonder enige rode aanslag. Ook het tonen van rode veertjes op het vleugeldek (man kenmerk) is een kleurfout. Op de borst moet ook een duidelijke omzoming aanwezig zijn, die een regelmatig verloop heeft. De afscheiding borst/buik moet strak zijn zonder uitlopers in de borst of buik. De vleugelbocht bij een pop is iets dieper van kleur dan bij de man. Hetzelfde geldt ook voor het masker; dit is kobaltblauw. Een kenmerk van de poppen is dat deze een geelachtig witte, geen blauwe teugelstreep tonen tussen snavel en oog. Vaak is het masker te vaag en niet strak afgetekend, dit moet bestraft worden bij tekening.De pop van de Turquoisine parkiet gelijkt veel op de pop van de Splendid parkiet, de grootste verschillen zien we in het model. De Splendid is geblokter van model en heeft ook een iets kortere staart. De borstkleur is donkerder bij de Splendid, het masker is ook wat groter en uitgebreider bij de Splendid pop. De vleugelbalk bij een Splendid pop is hemelsblauw. De snavelvorm is anders. Bij de Turquoisine parkiet is deze duidelijk gebogen, terwijl deze bij de Splendid rechter is en meer in het masker zit.


De standaard

Formaat:

Kleur/Kleurslag 

Bovenschedel en nek 

Hals, borst en buik

Mantel, onderrug en stuit

Hand en armpennen

Vleugel dekveren

Middelste staartpennen

Overige staartpennen en onderstaart
dekveren onderzijde staart

Bovenstaart dekveren

Snavel 

Neusdop 

Poten 

Nagels 

Ogen 

 

Tekening:

Masker
 

Teugel 

Borst/buik

Vleugelbocht 

Vleugelbalk 

Vleugelpennen 

Man

24 cm.

Wildkleur 

Donker grasgroen 

Diep egaal geel

Donkergrasgroen

Binnenvlag en toppen zwart, buitenvlag ultramarijn blauw

Donker grasgroen 

Donker grasgroen aan de toppen kobaltblauw

Diep geel
 

Donker grasgroen 

Zwartgrijs 

Donkergrijs 

Grijs 

Zwart 

Donkerbruin, pupil zwart 

 

 

Voorhoofd ultramarijnblauw, verder diep blauw,
onder het oog iets inkeping 

n.v.t.

Fijne scherpe zwarte schubtekening, op de buik iets vager 

Diep ultramarijn blauw 

Donkerrood 

Smalle lichte zoom op buitenvlag

Pop

24 cm.

Wildkleur 

Donker grasgroen 

Hals en borst Diep grasgroen.
Buik diep egaal geel 

Donker grasgroen 

Binnenvlag en toppen zwart, buitenvlag ultramarijn blauw

Donker grasgroen

Donker grasgroen aan de toppen kobaltblauw

Diep geel
 

Donker grasgroen

Zwartgrijs 

Donkergrijs 

Grijs 

Zwart 

Donkerbruin, pupil zwart

 

 

Kobaltblauw 

Grijs 

Borst fijne scherpe zwarte schubtekening
buik n.v.t. 

Diep ultramarijn blauw

n.v.t.

Smalle lichte zoom op buitenvlag


Mutaties:

In de loop van de jaren zijn er diverse mutaties ontstaan bij de turquoisine parkiet.Sommige daarvan zien we in grote getale, maar een aantal lijkt wel verdwenen te zijn. De palefallow, bronzefallow, rec. Bont en melanistic worden zelden tot nooit meer waargenomen. Mocht u er in u bezit hebben neem dan contact op met de Neophema Studie Groep. 

 

ROODBUIK.

Vererving: Selectie vorm (gedraagt zich als intermediair dominant.)

Symbool: RB

Deze kleurslag is door selectieve kweek bereikt, dus geen mutatie. Gebruik makend van een aanwezige kleine hoeveelheid rood is door selectie een vogel ontstaan met een geheel rode buik. Bij erg goede exemplaren loopt het vanaf het masker tot aan de onderstaart. De vererving  gedraagt zich intermediair dominant. Dit wil zeggen wanneer je een roodbuik x een niet roodbuik paart, dat alle jongen hieruit ook rood zullen tonen maar in mindere mate dan de ouder roodbuik.

 

GRIJSFACTOR.

Vererving: autosomaal dominant.

Symbool: G.

Mutatie van de vederstructuur. De grijsmutatie berust op een reorganisatie van de inwendige structuur van de baarden waarbij de sponszone en de medulla niet als zodanig meer herkenbaar zijn. Er vindt daardoor geen verstrooiing (interferentie) van blauw licht plaats.

 

DONKERFACTOR.

Vererving: autosomaal onvolledig dominant(of incompleet dominant)

Symbool: D voor een enkelfactor en DD voor een dubbelfactor (Double Dark)

Mutatie van de vederstructuur. Is al ontstaan bij de Turquoisine parkiet, bij de Splendid parkiet nog geen Donkerfactor in Europa is, anders zou de DD groen & DD blauw (mauve) er ook wel zijn. Donkerfactor: door verandering van de baardbouw, kleinere baarddiameter en minder diepe bewolkte zone vindt er meer absorptie van licht plaats, waardoor de totaalkleur donkerder groen wordt. Bij een vogel met een dubbele donker factor D.D. zal de totaalkleur nog donkerder worden (Olijfgroen). De diameter van de baarden wordt eveneens kleiner, hierdoor wordt de lichaamskleur donkerder. Uit de paring donkerfactor x donkerfactor komen jongen met een dubbele donkerfactor DD, deze werden tot nu toe olijfgroen genoemd in de groen serie en DD blauw (mauve) in de blauw serie. Het verschil tussen enkelfactorig en dubbelfactorig is zeer goed te zien.

 

VIOLETFACTOR.

Vererving: autosomaal onvolledig dominant(of incompleet dominant)

Symbool: V

Mutatie van de vederstructuur. Violet factorige zijn al ontstaan bij de Bourke- , Turquoisine- en Splendid parkiet. Echte violetten bestaan nu nog niet, want dan moet dit in combinatie gaan met 1 donkerfactor en de blauw factor, in principe zou deze momenteel enkel bij de Turquoisine parkiet kunnen, maar de blauwe is nog zo zeldzaam en de violetfactorige ook, dat deze nu nog niet aan elkaar gekoppeld zijn met een Donkerfactor. Door een veranderde, veel fijnere structuur van de sponszone wordt door middel van interferentie violet licht in plaats van blauw licht teruggekaatst. De werking van deze mutatie komt het best tot uiting in combinatie met één donkerfactor, in de blauw of turquoise serie. Met een enkele donkerfactor ontstaat de typische violet kleur. Bij een DD blauw (mauve) is er nagenoeg geen effect, de violetfactor is dan moeilijk zichtbaar. Bij vergelijking is de kleur een nuance donkerder dan zonder violetfactor factor erbij. De violetfactor zal bij een intensieve blauwe Splendid parkiet met een DF violet goed zichtbaar zijn, dit kunnen mooie diep blauwe vogels zijn. Vaak worden deze vogels aangezien voor kobalt maar zijn dat niet. Bij de wildkleur Splendid parkiet worden vaak de violetfactorige vogels voor donkergroen aangezien.

 

OPALINE.

Vererving: geslachtsgebonden recessief.

Symbool: Z op

Mutatie die de distributie van eumelanine en psittacine wijzigt. De opaline factor is ontstaan bij de Bourke- , Splendid- en Turquoisine parkiet. Typisch kenmerk is de blanke vleugelspiegel. Ook een typisch kenmerk is dat de oorspronkelijke plaats van het geel en rood psittacine nu op andere plekken te voorschijn komt, of zelfs verdwijnt. Bij de opaline Turquoisine parkiet zien we dat de rode vleugelbalk bij de man verdwijnt bij overjarige vogels en dat bij de pop nu wel een rode vleugelbalk verschijnt, in combinatie met de roodbuik en opaline factor krijgen ook de mannen weer rood op het rug/vleugeldek.

 

CINNAMON.

Vererving: geslachtsgebonden recessief.

Symbool: Z cin

Kwalitatieve reductie van het eumelanine, dit is bruin in plaats van zwart van kleur. Door een onvolledige oxidatie van het eumelanine wordt dit niet zwart maar blijft bruin van kleur. De kleur die vervolgens ontstaat, is in grote mate afhankelijk van de concentratie eumelanine. De lichaamskleur wordt een nuance lichter van kleur en is bruin bewaasd. De vogels worden geboren met rode ogen, welke na enkele dagen donkerder worden.

 

BRONZEFALLOW.

Vererving: autosomaal recessief

Symbool: abz

Kwalitatieve reductie van 30-40% eumelanine. Het is het donkere type van fallow. Vleeskleurige poten, ondersnavel donkerbruin, oogkleur rood met geelachtige iris, multiple allele met nsl-ino. Noot: als je een bronzefallow x een palefallow paart krijg je hieruit alleen wildkleuren die voor beide factoren split zijn. Het is af te raden om deze combinatie op te zetten, gezien dit een niet gevraagde kleurcombinatie is. (De bronzefallowPalefallow is geen gevraagde kleurslag).

 

PALEFALLOW.

Vererving: autosomaal recessief

Symbool: pf

Kwalitatieve reductie van 75-80% eumelanine. Het lichte type van de fallow. Licht vleeskleurige poten, ondersnavel licht bruin, oogkleur helder rood zonder zichtbare iris. De mutatie werd vroeger geelpastel of geel genoemd.

 

FADED.

Vereving: autosomaal recessief.

Symbool: fd

Kwantitatieve reductie van 15%-20 % eumelanine. De faded is ontstaan bij de Turquoisine- , Splendid- en Elegant Parkiet. Door de geringe reductie lijkt de faded op een te donkere pastel, het grote verschil is dat de vleugelpennen zijn egaal gereduceerd t.o.v. de pastel donkergrijs.

 

DILUTE.

Vererving: autosomaal recessief

Symbool: dil

Kwantitatieve reductie van 70-80% eumelanine. Het psittacine wordt niet aangetast door deze factor. De vleugelpennen en tekening egaal gereduceerd tot zeer bleek grijs. Tot nu toe alleen bij de Turquoisine parkiet ontstaan, welke tot nu toe foutief als pastel omschreven werd en geel bij kwekers genoemd.

 

RECESSIEF BONT.

Vererving: autosomaal recessief

Symbool: s

Leucisme. Een zeer onregelmatig bontpatroon dat ontstaat door het plaatselijk ontbreken van pigmentcellen. Kenmerk is de afwezigheid van het geslachtsonderscheid. Bij deze mutant ontbreekt dus de typische man kenmerken.

 

MELANISTIC.

Vererving: autosomaal recessief.

Symbool: m

Kwantitatieve plus mutatie. De melanistic mutatie is al ontstaan bij de Turquoisine parkiet.

 

Zo ziet u, de turquoisine parkiet is een veelzijdige vogel met zijn min en plus eigenschappen.

 

Tekst: Neophema studie groep / Foto`s: Piet Onderdelinden † / Bron: Neophema standaard